india reis theo van horne en ivo bax

9-29 september






Na enkele jaren de Alpen,Pyreneeën en Dolomieten te hebben doorkruist met de motor, vonden we dat het nog hoger kon. Na een reisverslag in ‘Motoren & Toerisme’ gelezen te hebben, stond ons besluit vast. India daar moesten we naartoe.
Het idee was om in 2010 de reis te maken, maar te druk met het werk en andere uitvluchten strooiden roet in het eten. 2011 zou het worden, maar opnieuw werd de reis uitgesteld. We maakten van 2012 het ultieme jaar, want van uitstel komt immers altijd afstel.
Met drie waren we al, maar met vier is, zoals bij het kaarten, altijd interessanter. Ivo Bax was wel te vinden voor het avontuur en besloot om ons reisgezelschap te vervoegen.
Het plan was om de reis op eigen houtje te organiseren, en maar goed dat we daar vanaf gestapt zijn, zou later blijken uit de reis. De nodige huisvesting vinden, hoogteziekte en de taal blijken een grote barrière in India. Na wat rond zoeken, kwamen we terecht bij het Nederlandse Travel 2 Explore, die motorreizen in de Himalaya organiseren.
De voorbereidingen voor deze toch wel grote reis begonnen al tien maanden op voorhand. De reispas werd aangevraagd, net als het internationaal rijbewijs. En de eerste spuiten tegen hepatitis A en B werden gezet, met wat later de herhalingsspuit.
Enkele maanden op voorhand begon het pas echt te kriebelen,nadat we naar een groepsbijeenkomst in Amerongen waren geweest. Daar konden we al een eerste keer kennismaken met de rest van het reisgezelschap. Veel tijd om elkaar goed te leren kennen bleef er echter niet over, maar dat zou later wel komen.
Een maand op voorhand werden de laatste voorbereidingen in orde gebracht, zoals de visumaanvraag en aankoop van allerhande extra benodigdheden die we daar dachten nodig te hebben.
9 september: eindelijk op het vliegtuig
We vlogen eerst van Brussel naar Wenen. Daar moesten we overstappen. Een uur later vertrok de vlucht richting Dehli met de rest van het gezelschap dat van Schiphol was gekomen. Het thuisfront liet me niet vertrekken zonder eerst een heleboel goede raad mee te geven.
In het midden van de nacht, om 00.10 uur, kwamen we in Dehli aan. Voor we de luchthaven konden verlaten was het 01.30 uur. Bij de douane moest en hele papierwinkel ingevuld worden, en het moest nog juist zijn ook. Mijn formulier was niet goed ingevuld, dus moest ik het opnieuw doen.
Van een cultuurshock was ’s avonds bij het verlaten van de luchthaven nog geen sprake, misschien was het daar wat te laat in de nacht voor. Een temperatuurshock was het wel. In het midden van de nacht was het nog 32 graden en we maten een luchtvochtigheid van 98 procent.

Een busje, gelukkig met airco, bracht ons naar het hotel. Na de kamerindeling in orde gebracht te hebben, dronken we nog een frisse pint. Om drie uur ’s nachts, lokale tijd, kropen we in bed. Van slapen kwam de eerste nacht echter niet veel in huis, waarschijnlijk door de spanning, de temperatuur en het lawaai dat de monteurs maakten die onderhoud aan de lift uitvoerden.

10 september: Dehli

Om 8 uur werd ik wakker gebeld door de receptionist, maar ik lag al een half uur wakker. Om 9 uur werden we aan het ontbijt verwacht. Daarna vertrokken we op uitstap in Dehli. Zeventien miljoen mensen in één stad die allemaal verplaatst moeten worden met de auto, tuk tuk of fiets. Toeteren is er de nationale sport. De drukte, samen met temperaturen van 40 graden, maakten dat we ’s avonds bekaf waren.




Dinsdag 11 september: de trein op
We moesten vroeg uit de veren, om 4.45 uur, want om zes uur ’s ochtends moesten we de trein op die ons noordwaarts naar Dehra Dun zou brengen. De treinreis was goed geregeld, want we mochten plaatsnemen in eerste klasse. Het duurde wel even voor iedereen op de voor hem genummerde plaats zat. Onderweg hebben we nog een goed staaltje gezien van het kastensysteem in India. Een dame van hogere klasse vond dat niet genoeg door het raam kon zien waar zij zat. De treinchef werd erbij geroepen die op zijn beurt een loopjongen de opdracht gaf om het raam te poetsen. De trein nemen in India is op zich al een avontuur. We reden dertig kilometer te ver en moesten terug. Daarna gaf de locomotief ook nog eens de geest, en moest vervangen worden.










Om 16 uur kwamen we eindelijk aan in Dehra Dun. Dit was onze eerste kennismaking met de Enfields, wat iedereen goed beviel. We maakten een klein ritje, zodat elke motor aan ieders wensen aangepast kon worden. Dat maakten de mecaniciens voor iedereen in orde. In het begin had iedereen moeite met het aantrappen van de motoren. En Jos Van Herck had meteen prijs. Bij de eerste trap die hij gaf, liep hij meteen spierscheur op in zijn kuit, met een gezwollen been als gevolg.








Deze dag maakten we ook kennis met de crew die ons de komende weken richting de top zal begeleiden.
Tourmanager Amit wilde zelf graag een woordje over het team schrijven:
‘Hallo, mijn naam is Amit. In deze tour ben ik de tourmanager, tijdens de vorige tours was ik telkens de wegkapitein die de tocht leidde. Ik doe dit soort van motortours al sinds zeven jaar. Ik kan fier zeggen dat dit mijn twintigste tour is. Dat is alles over mij, maar ik zal ook wat zeggen over de rest van de crew. In deze tour is Konchok de wegkapitein. We hebben al zes tours met elkaar gedaan. De mecanicien is Sonu. Het is de eerste keer dat ik samen met hem een groep begeleid. Hij is een toffe kerel. De assistent-mecanicien is Stanzik. Hij is ook heel tof. Angehuk is de chauffeur van de volgauto. Hij is een man van 61 jaar, maar een zeer sterke oude man. Zo nu weten jullie wie wij zijn.’

Woensdag 12 september: Dehra Dun – Barkot, 120 km
’s Nachts en tegen de morgen heeft het geonweerd. Bij het ontbijt zat iedereen met de vraag of we een regenpak zouden aantrekken of niet. Natuurlijk ben ik mijn regenpak toch vergeten. Maar geen nood. Amit, de Indische begeleider bezorgde mij een regenpak voor de rest van de reis.
De eerste echte motordag begon al meteen goed ,een stukje door de drukte en dan de bergen in. Maar na een half uurtje hadden we al te kampen met pech. Door de regen ’s morgens had iemand water in de carburateur binnengekregen en de motor was niet meer aan de praat te krijgen. We hebben twee uur langs de weg gewacht, toen was het euvel opgelost en konden we verder rijden.
Het landschap veranderde en we zagen steeds meer bergen en reden steeds verder het groen in. Je moest wel voortdurend goed uitkijken voor koeien, apen en mensen. En na elke draai kon je wel verrast worden door wegenwerken of een groot gat in de weg
Kris kreeg onderweg een lekke band. In zijn haast om zich terug bij de groep aan te sluiten, ging hij ook nog eens onderuit. En dat zou niet de laatste keer zijn.


‘s Avonds in Barkot zijn we nog een biertje gaan drinken ergens boven op het dak van een winkel. Daar heb ik de afsluiting van de trap gesloopt. Ik leunde er maar lichtjes tegen, maar zelfs dat kon het niet hebben en de leuning donderde naar beneden.
Na het eten werd Kris gehuldigd, omdat hij de eerste is die gevallen is.


Donderdag 13 september: Barkot – Rohru, 130 km

Vandaag hebben we 130 kilometer gereden. Bij ons stelt dat niet veel voor, maar hier hebben we er wel van 9 uur ’s ochtends tot 17.30 uur over gedaan. In de voormiddag was de weg nog zeer goed. We hebben wel even oponthoud gehad door een platte band. In de namiddag begaven we ons echt off road. En toen ben ik er ook maar eens bij gaan liggen. Door een tegenligger moest ik onverwacht van rijspoor veranderen, en daar lag ik, met een schaafwondje en gebogen rempedaal tot gevolg.




Ik heb vandaag wel Floor beklaagd, op zo’n weg en dan achterop zitten, is geen lachertje!
’s Avonds vonden we dan ook dat we een beloning verdiend hadden. De fles Ricard die we op de luchthaven in Brussel hadden gekocht, werd geopend. En dat werd door velen gewaardeerd.



















Vrijdag 14 september: Rohru – Sarahan, 150 km
Van bij de start was het een vrij lastige rit. We reden vaak over onverharde wegen en door de modder. Onderweg in een afdaling is Ivo gevallen. Hans die achter hem reed, kon er niet meer langs en is er over gereden. Gelukkig was er enkel materiële schade.
Om 11 uur was het tea-time in een hutje in de bergen. Zo kregen we meteen de kans om eens bij de lokale bevolking binnen te kijken. Naar Westerse normen ziet het er niet uit, maar de mensen daar zijn niet anders gewoon.


Na de middag mochten we de modderachtige wegen achter ons laten en reden we een stuk over de highway. Hier hebben we nog eens kunnen genieten van de snelheid. Die snelheid is nog niet zo snel als hier, maar tegen 90 à 100 kilometer per uur is in India al een duizelingwekkende snelheid. En de Bullets gaan ook niet harder.
Naast de weg stonden de kinderen ons op te wachten. Ze staken hun hand uit en daar moesten wij dan tegen slaan. Ze hadden daar duidelijk al meer motortoeristen gezien.

’s Avonds logeerden we in een prachtig hotel boven op een berg, naast een boeddhistisch klooster. Dat zijn we gaan bezoeken. Het is ook de enige keer dat we gekrabd hebben, bij mezelf. Ivo had puntjes gepikt in het klooster en mij een opgeplakt. Maar helaas had hij het verkeerde opgeplakt, dat van een huwbare maagd die op zoek was naar een man. Zodra ik daar achter kwam, heb ik er dat maar snel terug afgekrabd.






Die avond gingen we vroeg slapen. Zaterdag stond immers een pittige rit op het programma. Voor het eerst zouden we boven de drieduizend meter gaan. Ik kijk er al naar uit. De Bullet bevalt mij steeds beter.

Zaterdag 15 september: Sarahan – Jalori La, 125 km

Vanuit een heel mistig Sarahan vertrokken we op pad. We moesten eerst een stuk van dezelfde weg waar we gisteren langsgekomen zijn rijden. Daarna begon de beklimming van de Jalori La, een pas van 3160 meter met heel slechte weg.
Onderweg kenden we opnieuw het nodige oponthoud toen René gevallen is. De crew had ons de dag ervoor nog gewaarschuwd dat de pas zéér steil is en de afdaling ook. Maar de veertig procent die ons beloofd was, was wel wat overdreven. Toch hebben we zo’n slechte weg in de Alpen of Pyreneeën nooit meegemaakt. Er stak van alles in de modder, of er bevonden zich grote waterpartijen op de weg, veel stof en het was er héél steil.
Op de top lag een dode koe met daar rond een hoop gieren. Daarna volgde nog een steile afdaling van 35 procent waar Kris er nog maar eens bij ging liggen. Vlak voorbij de voet van de afdaling lag onze slaapplaats.













Zondag 16 september: Jalori La – Manali, 115 km


Het hostel waar we geslapen hebben, aan de voet van de Jalori pas, stelde niet veel voor. Van luxe was geen sprake, maar we hebben gedoucht met koud water en goed geslapen. Het hostel lag in een onooglijk gat met amper tien huizen.



Van daaruit vertrokken we opnieuw voor de volgende rit. Het eerste stuk konden we nog op verharde wegen rijden. Op het enige stukje onverharde weg is Kris nog maar eens gevallen. Aan de motor was niks aan, die kan tegen een stootje. Kris bleef ook heel, maar zijn ego daarentegen!





Vlak voor we Manali binnenreden, zijn we de permits gaan regelen om over de highway te mogen rijden die van Manali naar Leh leidt, over bergtoppen tussen 4.000 en 5.000 meter.
’s Middags kwamen we in Manali aan in de regen. We zijn bij een Chinees gaan eten, of dat Indisch eten ons nog niet de oren uitkwam. Maar dit keer geen kip met rijst. Voor een keer mochten we zelf eens kiezen. Ik heb dan maar Chop Soy genomen, lekker, maar veel te veel. Daarna zijn we gaan shoppen. Ik heb besloten om een slaapzak te kopen voor de koudere nachten die we nu tegemoet zouden gaan wanneer we in tentenkampen op grotere hoogten zouden slapen.
Morgen komt het echte werk, dan beklimmen we de Rotang La, een pas van boven de 4.000 meter.










Maandag 17 september: Manali – Keylong, 120 km
De ochtend begon slecht. Het regende en we besloten om voor de eerste keer de regenkledij aan te trekken. Dit was nodig, want het water viel met momenten met bakken uit de lucht.
Naar Indiase normen was de weg redelijk goed, maar naar Europese normen moet je dat met een dikke korrel zout nemen. Er waren wegenwerken aan de gang met onverharde wegen en hier en daar een afgesloten brug waar je tot aan de knieën in het water moest.

Na veertig kilometer begon de ellende pas echt. We moesten over onverharde stroken modder van veertig centimeter diep rijden, met op de bodem losse stenen die je niet zag liggen.
Jos Vanherck had deze ochtend plaatsgenomen in de volgwagen om zijn been een extra rustdag te gunnen, zodat Amit op de motor van Jos moest rijden.
Het zuurstoftekort liet zich op deze hoogte voor het eerst echt voelen. Na een paar keer in de modder vastgezeten te hebben, moest ik buiten adem een poos uithijgen langs de kant van de weg. Het was wel een hele gewaarwording om in de modder en de regen de top te bereiken, hiervoor waren we toch gekomen.
Halverwege de afdaling hebben we geluncht in een hutje, wat ook nog eens een hotel bleek te zijn. De hele familie werd ingeschakeld om ons te bedienen, maar het ging wel vooruit en in een mum van tijd hadden we eten voor ons.

Na de maaltijd reden we verder naar de kampplaats met hutjes van bamboe. Daar mochten we onverwacht mochten we een wereldprimeur meemaken.


Langs de kampplaats lag een boeddhistisch klooster waar die dag de opvolger van de huidige Dalai Lama zou ingewijd worden en aan het publiek getoond worden. Wij verwachtten allemaal een volwassen persoon, maar het was nog een baby van amper 1,5 jaar. Hij werd met veel toeters, bellen en muziek binnengehaald onder een massale belangstelling.






Het werd ook onze laatste bieravond, want vanaf de volgende dagen werd dat afgeraden. Bier vergroot de kans op hoogteziekte op de hoogtes waar we hierna zouden verblijven

Dinsdag 18 september
We hadden vandaag een rustdag ingepland, maar na een koude en voor velen natte nacht – de tenten lekten als een zeef – werd besloten om dertig kilometer verder te rijden naar Keylong. Daar zouden we in een hotel proberen alles droog te krijgen.
De warme douche was zeer welkom. Maar van kleren drogen kwam niks in huis, want verwarming hadden ze hier nog nooit gehoord. Rens had in een elektrozaak een haardroger gekocht om zijn schoenen te drogen, en die heb ik van hem mogen lenen om de mijnen ook te drogen.
We kwamen daar ook nog een familie uit Borgloon tegen die op doortocht was, maar noodgedwongen ook een rustdag had doordat de twee bergpassen waartussen het stadje gelegen was, waren dicht gesneeuwd. Een andere weg was er niet.
In de namiddag konden we naar de bank in de buurt, maar om een of andere duistere reden kreeg ik geen geld. Had het thuisfront de rekening geplunderd misschien?

Woensdag 19 september: Keylong – Sarchu, 110 km
Morgen droog weer, had de hoteleigenaar gezegd. En hij kreeg gelijk. Op een enkel druppeltje na was het droog. Maar de regen van de voorbije twee dagen, had zijn sporen nagelaten op het wegdek. Overal lagen modderstroken op de weg. En tien kilometer voor de top van Baracha La, op 4.900 meter, zagen we sneeuw. In het begin waren de rijstroken nog open. Maar op twee kilometer van de top, moesten we volledig door de sneeuw ploeteren.









Boven op de top stond een file van een twintigtal vrachtwagens die vast zaten in de sneeuw en die wij ook niet voorbij konden. Na een half uur wachten was de zaak opgelost. We hebben wel een half uur kou moeten lijden boven op de top in sneeuw en harde wind.
De afdaling ging vlotter, er lag minder sneeuw aan de noordkant. En na 1 km was de sneeuw zelfs volledig verdwenen. Halverwege de afdaling hielden we een theepauze met koekjes en soep om ons terug op te waren.
Paul was wat ziekjes en er werd direct gedacht aan hoogteziekte, maar het bleek loos alarm. Hij had alleen wat last van zijn darmen en de nacht voordien slecht geslapen.

Het landschap veranderde wel aan de andere kant van de berg. waar het eerst groen en nat was, werd het nu veel droger en stoffiger, bijna woestijnachtig met donkerrode bergen.
Onderweg hadden we nog een klein oponthoud. Een vrachtwagen was in het midden van een riviertje in panne gevallen en blokkeerde de oversteek. Wat verder waren de stalen platen van een brug helemaal doorgebogen en verschoven. We moesten over de platen zigzaggen, omdat er gaten in zaten van een halve meter. Later hoorden we dat de brug na onze doortocht afgesloten werd voor alle verkeer. Onze volgwagen moest daardoor door de rivier rijden, bleef halverwege in het water steken en de motor gaf de geest. Wij hadden daar geen weet van, maar toen we in ons tentenkamp op een hoogte van 4.200 meter aankwamen, moesten we 2,5 uur op onze bagage wachten. Het was al donker toen de jeep arriveerde.



Die avond hebben we vlug gegeten en daarna is iedereen vroeg gaan slapen. De inspanningen, hoogte en koude liet zijn sporen na. Ik had mijn les in het vorige tentenkamp geleerd en trok thermisch ondergoed aan, zodat ik deze nacht zeker geen kou meer zou lijden


Donderdag 20 september: Sarchu – Tsokar, 130 km
’s Ochtends vroeg was het nog steeds bitterkoud. De waterleidingen waren die nacht bevroren. Maar de zon maakte gelukkig veel goed. Na een uur was het al een graad of tien. Het plan was om tegen 9 uur te vertrekken, maar hier in India is niets zeker en niemand gehaast. En zo liep ons vertrek vaak een half uur tot driekwartier uit.
We waren nog maar net weg en we botsten opnieuw op een brug die onderbroken was. En zo moesten we weer door het water. Ik had mij zo voorgenomen om dit keer mijn voeten droog te houden, maar halverwege sprong de Enfield vrij en stond ik opnieuw met mijn twee voeten tot aan mijn knieën in het water.











Na een ritje door de woestijn, en misschien wel honderd haarspeldbochten, bereikten we onze eerste bergtop van boven de 5.000 meter. De lichte afdaling verliep over kaarsrechte wegen waar we de gas helemaal open konden draaien richting onze volgende slaapplaats. Op een bepaald moment wees de teller van mijn motor 160 kilometer per uur aan, maar even verder zal ik dat hij bij de negentig kilometer per uur helemaal doorsloeg naar het einde van de wijzerplaat.
In de namiddag kwamen we aan bij onze slaapplaats aan het zoutmeer van Tsokar, op een hoogte van 4.400 meter. Het beloofde opnieuw een koude nacht te worden. Ik heb mijn natte sokken nog te drogen gehangen, maar de zon was nog maar net onder en ze waren al stijf bevroren. Maar wederom hebben we een schitterende dag gehad met een pracht aan natuurschoon.
Vrijdag 21 september: Tsokar – Shey, 145 km
Toen we ’s morgens opstonden, was het zeer koud. Om acht uur was het nog steeds min zes graden. De douches waren bevroren en konden niet gebruikt worden en de wc kon niet doorgespoeld. Het ontbijt was goed vandaag, ik heb havermout met muesli gegeten.
Om 9 uur vertrokken we met de motor. Floor nam vandaag plaats op de motor bij Jaap achterop, omdat ze daags voordien bij de briefing gezegd hadden dat de weg in het begin goed zou zijn. Viel dat even tegen. We reden vijftien kilometer over een wasbord en onverharde weg. De luchtfilter van Paul zijn motor was verwijderd, omdat die olie langs de luchtfilter uitstootte.
Op de top van de Tanlang La, op een hoogte van 5.328 meter, hielden we halt om foto’s te nemen. Na een kilometer onverharde afdaling kwamen we op een splinternieuwe weg. Het asfalt was nog zo vers dat René in een bocht onderuit schoof. Hij kwam op twee kilometer van de ravijn tot stilstand. De mecanicien werd erbij gehaald en met een stalen pijp werd alles terug in de plooi gewrongen.



Op de top nam Floor plaats in de auto, zodat Stanzin, het manusje-van-alles, in zijn joggingbroek en op zijn gymsloffen achterop moest. Halverwege de afdaling hielden we halt om soep met sandwiches te eten. Daarna vervolgde de toch langs de vallei van de Indus, stroomopwaarts dwars door militair gebied. Hier en daar langs de weg stond een gebedsmolen en we zagen veel begraafplaatsen (stupas).
Rond half vier kwamen we aan in het hostel. Iedereen ging eerst douchen, want dat was al een paar dagen geleden. Daarna hebben we nog wat gekaart. De stroom viel enkele keren uit, maar dat waren we ondertussen al gewoon.
Om zeven uur werd het avondeten voorgeschoteld. Daarna hebben we nog wat nagekaart over de voorbije dagen. We gingen die avond vroeg slapen, want het in tenten slapen de voorbije dagen was voor sommigen niet zo goed bevallen.


Zaterdag 22 september: Shey


Vandaag hebben we het wat rustiger aan gedaan. In de voormiddag bezochten we een paar kloosters in de omgeving. Na de middag zijn we met de taxi richting Leh gereden. Daar hebben we al wat souvenirs voor het thuisfront gekocht.
Toch waren we allemaal blij toen we tegen de avond opnieuw in het hotel aankwamen. We vertrokken ’s middags met temperaturen van 25 graden in een t-shirt, maar eens de zon ondergaat omstreeks 17 uur wordt het direct bitter koud.












Zondag 23 september: Shey – Chojhuser Tamjste, 187 km
Vandaag hebben we de derde hoogste berg van deze trip bereikt, de Chang La met een hoogte van 5.360 meter. Het was zeer koud op de top. Zo koud zelfs dat Jaap zijn naam kon pissen in de sneeuw. Voor we aan de klim begonnen, moesten we eerst langs een militaire post om de permits te regelen voor de doorgang over de militaire wegen. Helaas zat mijn paspoort nog in mijn grote valies. Daarom moesten we op de volgwagen wachten, en gelukkig vond ik na enig zoeken het paspoort. Maar dit betekende toch weer een oponthoud van een half uur.





We reden die dag over militaire wegen naar de hostels. De groep was te groot om op één plaats te kunnen overnachten. ’s Middags aten we een hopje in het hostel en lieten de bagage daar achter. Daarna zijn we nog verder gereden naar het meer van Pang Gong, op de grens met China. Het Pang Gong zoutmeer ligt op een hoogte van 4.200 meter en is voor zeventig procent Chinees grondgebied.
’s Avonds moest er buiten gegeten worden, maar sommigen van de groep vonden het toch wat koud om buiten de zitten. We kregen spontaan de woon-, slaap-, en eetkamer aangeboden. Er was namelijk maar één kamer en grootmoeder lag al te slapen op de bank. Het was een unieke ervaring om eens binnen te kijken en de leefgewoontes van de Indiërs te observeren. En dit was dan nog een familie van de hogere klasse.

Maandag 24 september: Chojhuser Tamjse – Chamre, 80 km
Gisteren op de briefing was ons een rit beloofd van 120 kilometer, maar op het einde van de rit bleef de teller toch op tachtig kilometer steken.
Om half tien vertrokken we aan het hostel. Na tien kilometer had Jos platte band. We reden dezelfde weg terug als gisteren, over de top van de Chang La. Op 500 meter voor de top hielden we halt om een tas thee te drinken in een Jaktent. We kregen ook de kans om van de Jakmelk te proeven, dit smaakt hetzelfde als koemelk, maar de nasmaak was wel iets sterker.




Vlak over de top van de berg verloor Konchok, de Indiase gids, zijn achterspatbord. We moesten op de top op de volgauto wachten, en dronken nog maar eens thee.
Aan de voet van de Chang La aten we ons lunchpakket op en bezochten we een klooster.
Vlak voordat we de inrit naar de ingang opdraaiden, schoof mijn voorwiel weg, zodat ik ook nog maar eens viel.


Omstreeks vier uur kwamen we aan in het tentenkamp op een hoogte van 3.200 meter. De tenten waren klein en ’s avonds was het opnieuw koud.


We zochten wat takken bij elkaar om een kampvuur te maken. Er lagen ook dikke houtblokken, maar die bleken van de kampplaatseigenaar te zijn. We hebben hem behoorlijk wat geld geboden voor de blokken, maar het bleef njet. Zo zie je maar dat met geld ook niet alles te koop is.
Voor velen was dit de zwaarste nacht van de reis, omwille van de kleine tenten en het lawaai van honden in het midden van de nacht. Ik heb er geen last van gehad, ik ben om 21 uur gaan slapen en heb overal doorheen geronkt.

Dinsdag 25 september: Chamre – Nubra, 140 km
’s Morgens stond ik op met een zere voet van die valpartij gisteren. Maar met nog maar twee dagen te gaan, besloot ik er toch het beste van te maken.
Om 9 uur schoven we aan voor het ontbijt. Opnieuw kregen we toast met ei. Daarna sprongen we de motor op en het ging direct bergop richting de top van de Wari La, op een hoogte van 5.380 meter. Na een korte afdaling kwamen we in de Nubra vallei, dit is een groene strook land langs de Nubra rivier, geklemd tussen een woestijn van stenen en zand.


In de vallei in een verlaten dorpje hebben we ’s middags gegeten. Op het menu stond opnieuw ei met rijst, zoals bijna elke dag. Daarna vervolgde de tocht zich over een vrij goede weg en konden we wat extra gas geven, maar in een draai gleed het achterwiel van Rens weg en opnieuw deed zich een valpartij voor. Dit keer waren de stukken iets groter. De achterrem was afgebroken en dat kostte iets meer tijd om te repareren. Maar de mecanicien kreeg het voor elkaar en zo konden we na een oponthoud van een uurtje toch verder.
Onderweg zijn we aan een stuk woestijn met hoge zandduinen gestopt voor een kamelenrit, wat door een gedeelte van de groep voor 150 roepies graag gedaan werd.


Ongeveer een kilometer van het kamelenkamp verwijderd, lag ons laatste tentenkamp. Daarover was iedereen opgelucht, want de motorrit en het opeenvolgend in tenten slapen hadden toch al wat gevergd van het moreel van een aantal mede vakantiegangers. En iedereen verlangde enorm naar een goede was- en scheerbeurt.
’s Avonds werd opnieuw een kampvuur aangestoken. Dit voor de gezelligheid, maar ook voor de koude op die hoogte, want we slapen nog steeds op een hoogte van 3.000 meter.
Woensdag 26 september: Nubra – Leh, 140 km
Vandaag kruipen we voor de laatste keer op de motor. We zullen meteen het hoogtepunt van de reis beleven, namelijk het bereiken van de hoogst berijdbare bergpas ter wereld, de Khardung La, op een hoogte van 5.608 meter.
Na het ontbijt van acht uur zouden we om negen uur vertrekken, maar zoals elke dag was dit een half uurtje later. We hielden een eerste stop aan een Boeddhabeeld van vijf meter hoog, met daarbij een tempel. Daarna op naar de Khardung La.
Het eerste stuk van de rit door de Nubravallei verliep over goede weg. De weg klom gestaag omhoog. Twintig kilometer voor de top stond een file van vrachtwagens die stil stonden voor wegwerkzaamheden. Wij konden langs de weg passeren.
Vijftien kilometer voor de top verorberden we ons lunchpakket. De rest van de rit tot aan de top verliep over onverharde weg. We hadden afgesproken om vijfhonderd meter voor de top te stoppen, zodat we met zijn allen samen het laatste stuk zouden rijden en iedereen gefilmd kon worden door Konchok. Jos zou voorop rijden, want dit was het hoofddoel van zijn vakantie. Op de top van de Khardung La zou hij een sjaaltje van zijn overleden vrouw Godelieve hangen, met daarop een boodschap van de hele familie. Daarna maakten we nog wat tijd om foto’s te nemen. Iedereen had om een of andere reden een brok in de keel. Ook het besef dat er een einde kwam aan deze prachtige reis was emotion








De vrachtwagens waren ondertussen ook gepasseerd. In de afdaling moesten we die stuk voor stuk voorbij in een walm van stof en uitlaatgassen. Daarna gingen we in volle vaart naar beneden, want we werden aan het hotel verwacht omdat er een dansgroep voor ons kwam optreden. Die groep kon niet lang blijven, want ze hadden die avond nog een optreden op een andere locatie.
Rens werd, met een platte voorband, spelbreker. We kwamen te laat aan in het hotel en kregen maar een verkorte versie van het optreden te zien. Om 19.30 uur was het tijd voor het diner. Daarna hebben we nog wat nagekaart over de voorbije tochten waarna iedereen ging slapen.


Donderdag 27 september: Leh
Gisteren reden we de laatste tocht met de motor. Aangekomen aan het hotel werden de Enfields ingeleverd. Er was wel wat onenigheid over de rekening die sommigen van de groep onder de neus gedrukt kregen van de schade aan de motoren door de valpartijen en stukken veroorzaakt door de slechte staat van de weg. Na enig overleg werd de zaak uitgeklaard, zodat iedereen ermee kon leven.


Vandaag zijn we nog een dagje gaan shoppen in Leh en hebben we nog wat cadeautjes voor het thuisfront gekocht.




Vrijdag 28 september: Leh – Dehli


Vandaag vliegen we terug naar Dehli. En het is niet zomaar een vlucht. We vliegen over de toppen van de Himalaya en volgens insiders is dit de mooiste vlucht ter wereld. Voor we de luchthaven mochten betreden, moesten we eerst een grondige controle doorstaan.
’s Middags kwamen we aan in Dehli. Daar werden we afgehaald met de bus om nog een middag door te brengen in het hotel waar we drie weken voordien vertrokken waren. Om 21 uur werden we daar afgehaald om de terugreis naar Wenen en verder naar België aan te vatten.









Epiloog

Incredible India stond op de luchthaven overal aangegeven toen we arriveerden. En incredible was het ten volle.
Het meest ondenkbare van wat we in onze Westerse beschaving gewoon zijn, strookt met de beleving in India.
Er heerst in dit land verkeerschaos die je niet voor mogelijk houdt. Langs de wegen liggen open riolen waar een ondraaglijke stank vandaan komt. Alle soorten ontlastingen van honden, koeien en mensen tref je aan op de straat. Op de bewoonde plaatsen liggen hopen afval waartussen het krioelt van de ratten. Op straat liggen dode honden, apen en koeien, en die blijven daar liggen tot ze vergaan. Zelfs in Dehli, een miljoenenstad, waren we met verbijstering geslagen door een grote modderpoel op straat waar de varkens zich in wentelen.
Maar buiten al dit vuil heeft India ook een zeer mooie kant. De natuur is er wondermooi. De mensen zijn er ontzettend vriendelijk, en ze zijn er enorm vindingrijk. De Indiërs weten van niets nog iets te maken.
Gedurende het drie weken durende bezoek heb ik geen moment van onveiligheid gevoeld, en ook de rest van de groep niet, denk ik.
Het was een mooie reis, en een prachtige ervaring.

de route















home

bestuur
kalender
kalender 2022
foto's
gastenboek
forum
links
sponsors
ter nagedachtenis
extra
reload

admin logon

Laatst bijgewerkt op
16-04-2024
om 19:03


weerbericht